woensdag 29 juli 2009

Tussen kunst en kitsch

Dat niet alle toeristische attracties interessant hoeven te zijn, moge blijken uit het volgende. In het dorpje Ameugny, hier een steenworp vandaan, is een winkeltje dat “Le Pays des Fées” heet. Erbij hoort een stuk tuin “Le jardin des Fées”; onnodig te vertellen dat de grootte van de tuin vanaf de weg onmogelijk is in te schatten. We hadden de website al eens bekeken, maar daar werden we niet veel wijzer van. Uiteindelijk hakten we de knoop door, hoestten € 2.50 per persoon op, en kregen een rondleiding.
De onderneming werd geleid door een dame, die een beetje zonderling overkwam. Niet zo gek natuurlijk, voor iemand die een nering drijft waar ze prentbriefkaarten met allerhande soorten elfjes erop, plastic elfjes, terracotta elfjes en wat voor elfjes dan ook verkoopt. Maar goed, na betaling van het vereiste bedrag mochten we onder haar bezielende leiding de tuin bewonderen. Eenmaal in de tuin werden we de enorme schaal van het geheel gewaar. De tuin bleek iets groter dan de gemiddelde Nederlandse voortuin, maar niet véél groter. Eén van de hoogtepunten was een grot, waarvan de ingang de bek van een draak moest verbeelden, compleet met tanden. Een tweede niet te missen attractie was een waterpartij, gevoed door een kanaaltje dat aan de bek van een reus ontsprong. Het geheel was gelardeerd met plastic miauwende katten, plastic kwakende kikkers, plastic klingelende elfjes en meer van dit soort smaakvol spul. En daarmee hebben we het geheel wel redelijk volledig beschreven. Om er toch nog iets van te maken, vertelde de dame over de wonderbaarlijke medische werking van diverse planten die in de tuin stonden, zoals afrikaantjes, goudsbloemen en andere zeldzame planten. Het bleek dat haar vader, een kunstenaar, ooit met de tuin was begonnen, en dat zij het na zijn dood over had genomen en voortgezet. Als ik dit geheel in een paar woorden zou moeten omschrijven, zou ik uitkomen op een smakeloze imitatie van een van de mindere attracties uit het sprookjespark van de Efteling. De vader van de dame kon duidelijk niet in de schaduw staan van Anton Pieck. Eigelijk was het enige dat ook maar enigszins de moeite waard was, het huisje waarin ze woonde. Ik denk dat toeristen die
€ 2.50 beter kunnen besteden aan een koud biertje op het terras van L’Annexe aan de Voie Verte, of van La Terrasse, Les Blés d’Or of Café de la Poste in Cormatin….
De website van La Tuilerie de Chazelle

donderdag 23 juli 2009

Cats, maar niet de musical

Vorig jaar werden we op een dag opgeschrikt door wat lawaai op de vliering van het toiletblok van de camping. Af en toe was er wat gehol te horen, alsof er een eekhoorn of een relmuis bezig was, en een enkeling meende ook gemiauw gehoord te hebben. Eekhoorns hebben we hier in overvloed, en ook relmuizen of zevenslapers zijn geen onbekenden op onze zolders.
Maar katten? Nooit gezien. Uiteindelijk werd het raadsel opgelost, toen er drie schattige kattenkopjes boven de balken verschenen, die de kampeerders nauwlettend in de gaten hielden. Sinds die tijd hielden wijzelf de zaak ook wat beter in de gaten. Het bleek, dat een kat uit waarschijnlijk een naburige boerderij een rustige plek had gezocht om een nest jongen te werpen, en bij ons op de vliering van het toiletblok die rust ook had gevonden. Hoewel we geen katten in huis kunnen hebben vanwege een allergie van een van ons beiden, wilden we eigenlijk best wel één of meer “buitenkatten” hebben om de veldmuizen en mollenpopulatie een beetje onder de duim te houden. We kochten dus een zak kattenvoer, zetten een schaaltje met voer en een bakje water neer, en wachtten de dingen af die komen gingen. Het bakje werd in eerste instantie ’s ochtends leeg gegeten door de moederpoes, die na het zogen van haar jongen weer naar haar eigen stek vertrok, de jongen achterlatend. We hadden gehoord, dat als je katten aan je wilt binden, je ze regelmatig op moet pakken, aaien, kortom ze als een baby moet koesteren. Niemand vertelt je echter, hoe je die roodgestreepte schichten te pakken kunt krijgen, als ze als een raket de dakspanten in vliegen zodra je ook maar naar ze wijst. Na verloop van tijd vonden we in de toiletblokken een aantal aan flarden gescheurde, her en der verspreide stukken toiletpapier rond zwerven. Het leed geen twijfel, dat onze jongste bewoners hadden ontdekt, dat een rol toiletpapier prachtig speelgoed is voor jonge katjes. De moederpoes kwam nog wel steeds op bezoek, maar die bezoeken werden wat minder regelmatig. We moesten een paar dagen weg en hadden een voederautomaat gekocht. Dat is een simpele siloachtige bak met een opening onderin. De zwaartekracht hoort het reservoir onder de opening gevuld te houden, maar niets belet jonge katjes om Newton een handje te helpen. Toen we terug kwamen, lag het kattenvoer letterlijk overal verspreid. Maar aan alle goede dingen komt een eind. Op een dag marcheerde moederpoes het terrein op, miauwde een paar keer klagelijk, en het drietal ging in draf achter de moeder aan en verdween in het bos. Eén kwam er nog een tijdje terug, maar ook dat was part-time. De laatste keer dat hij at en we hem zagen, was kerst vorig jaar.
Wie schetst onze verbazing toen twee kampeerders terug kwamen van een wandeling naar Chazelle, en met een kat op hun hielen terug kwamen! Het is een heel lief wit poesje, helemaal niet schuw, erg aanhalig, die zich door de kampeerders, en ook door ons heerlijk laat verwennen. We hebben inmiddels weer nieuw kattenvoer gekocht, trakteren het beestje regelmatig op restjes vis uit een blikje, en het lijkt er (na een aantal dagen) op dat de poes het hier dik naar de zin heeft. Hoe lang deze poes denkt te blijven weten we uiteraard niet, maar voorlopig zijn de vooruitzichten gunstig en blijven we het beste er van hopen.
Inmiddels is mijn verhaal achterhaald door de werkelijkheid. Op 24 juli hebben we als een stel "dwaze moeders" rondgedoold over ons landgoed, lawaai makend met een lepel in een blikje (de poes reageerde altijd onmiddellijk op dat geluid), maar wie er ook op kwam draven, geen poes.....
De website van La Tuilerie de Chazelle

dinsdag 21 juli 2009

De aanhouder wint!

Nadat we door onze burgemeester waren gesommeerd om toeristenbelasting te betalen, bleken we ook opeens in het adressenbestand van het Office de Tourisme (OT) in Saint-Gengoux-le-National te staan. Saint-Gengoux ligt hier een 10 km vandaan, en is de hoofdstad van het Canton waar ook Cormatin onder valt. Het Office de Tourisme in Cormatin (alleen open in de zomermaanden) is een dépendance van dat van Saint-Gengoux. We kregen in 2008 opeens een uitnodiging voor de algemene jaarvergadering van het OT. Uiteraard gingen we er heen, niet wetende wat ons daar te wachten zou staan. In principe werd ons uitgelegd, dat we € 30 werden verondersteld te betalen waarmee we dan het voorrecht verwierven om flyers of folders in het OT te leggen, en voor € 2 extra zouden we ook een vermelding krijgen in de jaarlijkse brochure en op de website.
Enfin, we hoestten de € 32 op, en wachtten de dingen af die komen zouden. Het enige dat kwam was een uitnodiging voor de volgende vergadering in 2009, en een vermelding als Camping à la ferme op een affiche aan de deur van beide OT’s. In maart 2009 togen we weer naar de jaarvergadering en mochten weer € 32 betalen. Dit keer waren we wat pro-actiever, en vroegen waar we dat geld nou eigenlijk voor betaalden. Trots werd ons een fraai uitgevoerde brochure getoond, waarin zowel de gîtes als de camping stonden vermeld. Voor een vermelding op de website hadden ze echter nog wat gegevens van ons nodig. Na een aantal bezoekjes aan het OT, telefoontjes en e-mails stonden we in juni 2009 eindelijk ook op de website van het OT. Op de jaarvergadering werd ons ook gevraagd of we gastheer en -vrouw wilden spelen tijdens een door het OT georganiseerde Balade Patrimoine. De Balade zou bij het OT Cormatin beginnen, langs een aantal industriëel-archeologisch interessante objecten voeren en uiteindelijk bij onze voormalige steenfabriek eindigen met een drankje en een hapje. Het OT zorgde voor de drankjes, en wij zouden een rondleiding verzorgen. Op 15 juli ’s middags laat kwamen een kleine 20 wandelaars bij ons het terrein op. Wij hadden tafels en stoelen klaar staan, verzorgden een rondleiding, en schonken een glaasje in voor de mensen. Het geheel bleek een groot succes; diverse mensen wilden ook wel graag even één van de leegstaande gîtes bekijken, zodat het mes voor ons ook nog aan twee kanten sneed. Wij hadden ons van onze beste kant laten zien ten opzichte van het OT, en in ruil daarvoor konden we ook nog wat reclame maken. En hoewel we erg lang (bijna anderhalf jaar) hebben moeten wachten tot alle vermeldingen rond waren, heeft onze vermelding op de website van OT Saint-Gengoux zijn vruchten al afgeworpen. We hebben al diverse kampeerders hier gehad die ons daar hadden gevonden, en, hoewel dat niet nog tot een boeking is gekomen, hebben we via hen ook diverse aanvragen voor de gîtes gehad.
Waaruit weer blijkt: de aanhouder wint!
De website van La Tuilerie de Chazelle

Belastingontduiking

Eind 2006 kregen we te horen, dat we verplicht waren met ingang van 2007 toeristenbelasting (taxe de séjour) af te dragen.
We kregen een uitgebreid epistel, met voorbeelden hoe de formulieren in te vullen, en er was geen enkel excuus te bedenken waarom we die belasting níet zouden hoeven te betalen.
Maar Nederlanders zijn vindingrijk, als het gaat om de belastingdienst.
De hoogte van de toeristenbelasting, te betalen per persoon per nacht, is afhankelijk van een aantal zaken. Campings worden geclassificeerd met sterren, gîtes met korenaren, en hoe meer sterren of korenaren, hoe hoger de belasting. Wij waren nergens bij ingeschreven, hadden dus noch sterren, noch korenaren, en vielen in het laagste tarief, te weten € 0.20 per persoon per nacht. Voor kinderen onder de 18 hoefden we niet te betalen, en als de overnachtingkosten minder waren dan € 5.00 per persoon per nacht, hoefden we ook geen belasting af te dragen.
Voor de gîtes moesten we dus belasting betalen, daar ontkwamen we niet aan. Maar de camping? Dat was een randgeval. Ons tarief was destijds € 5.00 per tent per nacht en € 2.50 per persoon per nacht. De meeste kampeerders waren met hun tweeën, en betaalden dus precies € 5.00 per nacht.
Dan ga je dus creatief boekhouden. Als we voor een tent € 4.99 zouden vragen, waren de kosten €4.995 per persoon per nacht; afgerond zou dat dan toch weer neerkomen op € 5.00 per nacht.
Vóór de belasting werd ingevoerd, hadden we dan ook ons tarief voor tenten verlaagd naar € 4.98 per tent per nacht, zodat voor de gemiddelde kampeerders de prijs op € 4.99 per persoon per nacht bedroeg. We hoefden dan alleen maar belasting af te dragen voor individuele kampeerders (€ 4.98 + € 2.50 = € 7.48 per persoon per nacht).
Het eerste jaar, 2007, betaalden we € 0.20 toeristenbelasting, omdat we dat jaar maar één kampeerder alleen hebben gehad (voor de gîtes betaalden we € 61.60).
Het tweede jaar bedroeg de toeristenbelasting voor de kampeerders € 1.40 tegen € 71.20 voor de gîte gasten.
Maar als je weet, dat het geld van de toeristenbelasting ook echt gebruikt wordt voor het uitzetten van bijvoorbeeld bewegwijzerde wandelroutes (Balades Vertes), komt het bovenstaande een beetje kinderachtig over. Dit gecombineerd met commentaar van diverse kampeerders, dat we eigenlijk te goedkoop waren (de meeste zeiden dit echter zonder dan maar vrijwillig wat dieper in de beurs te tasten), heeft ervoor gezorgd dat we dit jaar het roer radicaal hebben omgegooid, en de prijzen hebben verhoogd.
Als we op dit moment belasting zouden moeten betalen voor de kampeerders, zou de oogst nu al € 62.00 bedragen. En het hoogseizoen moet voor ons nog beginnen.
We hopen dan ook aan het eind van het seizoen blijmoedig ruim het dubbele van dit bedrag aan de fiscus af te dragen, en dat is dan alleen maar dank zij de kampeerders!
De website van La Tuilerie de Chazelle

maandag 20 juli 2009

Hoog bezoek

Toen we hier in september 2005 kwamen wonen, was onze eerste gang naar de mairie om een afspraak te maken met de burgemeester. We wilden namelijk zeker weten dat onze verbouwingsplannen niet op onverwachte weerstand zou stuiten. In dit soort kleine gemeenten is de afstand tussen burgerij en magistraat wat minder hoogdrempelig dan in Nederland, maar we hadden toch zoiets van “kun je wel zo het stadhuis binnen stappen en om een afspraak vragen?”. Enfin, ik ben niet in mijn eerste leugen gebarsten, en voor het verzinnen van een smoes draai ik ook mijn hand niet om. We togen dus naar de mairie met de vraag of we een carte de séjour konden krijgen, een verblijfsvergunning waarvan we wisten dat die al sinds een aantal jaren niet meer nodig was in Frankrijk voor ingezetenen uit de EEG. Na een telefoontje door de secretaresse met de préfectuur in Mâcon waren ze daar in Cormatin ook achter gekomen. We gingen overigens niet onverrichter zake terug naar huis; we hadden wel een afspraak met de burgemeester.
Toen we een blauwe maandag later opdraafden voor onze afspraak, was de burgemeester niet aanwezig. Op zich is dat niet zo vreemd, want burgemeesters in dorpen met zo’n 500 inwoners zijn vaak ook nog middenstander of boer, en doen dat burgemeesterswerk er part time bij. Enfin, een kwartier later kwam de burgemeester binnen, begroette ons, en begon ons intake gesprek. We vertelden hem zo goed en zo kwaad mogelijk wat we zoal van plan waren, hij liet blijken dat hij daar zeer welwillend tegenover stond, vooropgezet dat we voor de bouwvergunningen een architect in de hand zouden nemen, en we verlieten het pand klaar om architect en aannemers te gaan zoeken. De verbouwing had hier en daar toch wat vertraging opgelopen, zodat de gîtes pas in september 2006 klaar waren. We konden die dus niet meer openen vóór april 2007. Het toiletblok voor de camping was wel op tijd klaar, en in mei 2006 ontvingen we de eerste kampeerders. Hoewel de burgemeester dagelijks lang ons huis reed, omdat hij zorgde voor een paar paarden die in een aanpalende weide graasden, en altijd vriendelijk gedag zwaaide, stopte hij nooit om een praatje te maken. En omdat het altijd voordelig is om op goede voet te staan met de “autoriteiten”, besloten we in het najaar van 2006 de burgemeester en zijn vrouw op de borrel te vragen ter viering van het feit dat de gîtes klaar voor gebruik waren. Hoewel we die avond knap nerveus waren, liep alles van een leien dakje. Beiden kenden het huis en de vorige eigenaars goed en waren zeer onder de indruk van wat we bereikt hadden.
Maar … aan alles hangt en prijskaartje. We hadden onszelf geportretteerd als werkzaam in de toeristenbranche, zonder ons te realiseren dat de conglomeratie van een aantal communes hier in de buurt had besloten dat er met ingang van 2007 toeristenbelasting afgedragen moest woorden door gîte- en campingbeheerders. Drie keer raden wiens naam onder de brief stond die we begin 2007 ontvingen?
De website van La Tuilerie de Chazelle

vrijdag 17 juli 2009

Inburgeren, dat gaat van au…

Dat inburgeren niet iets is dat helemaal vanzelf gaat, moge duidelijk zijn. Je hoeft maar naar de verhalen uit onze multiculturele Nederlandse samenleving te luisteren, en je weet al aardig waar de schoen wringt. Verschillen in taal, geloof, gebruiken, tradities, etc. vormen één van de grootste obstakels bij integratie van niet-westerlingen in de westerse samenleving. Maar ook het integreren van een Nederlander in Frankrijk gaat niet vanzelf.
Taal is uiteraard het eerste struikelblok waar je tegenaan loopt. Maar goed, als je eenmaal besloten hebt te emigreren, kun je je natuurlijk inschrijven bij bijvoorbeeld de Alliance Française, waar ze uitstekende cursussen Frans op alle niveaus geven, variërend van een cursus voor mensen die nooit een woord Frans hebben gehad op school tot cursussen voor zéér vergevorderden. En de rest leer je dan “vanzelf” wel, als je over je tuinhek leunt om een babbeltje met de buren te maken.
Leeftijd speelt natuurlijk ook een rol. Jonge mensen met kinderen zullen, via school en schoolvriendjes van hun kinderen, eerder contact maken dan oudere mensen, die géén anderen als springplank kunnen gebruiken.
Ik zal hieronder onze specifieke ervaringen met dit verschijnsel proberen te beschrijven. Allereerst hadden we ons blijmoedig, 3 jaar vóór emigratie, ingeschreven bij de Alliance Française. De cursussen waren redelijk schools, ook met huiswerk af en toe, waardoor ik het idee had dat we aardig wat wisten na 3 jaar. En dan trek je in je nieuwe woonstee, een mooi oud huis omringd door 4.5 hectare weiland, een bos aan de andere kant van het huis, en Chazelle, een bijna ontvolkt gehucht op 2 km afstand. Ik weet inmiddels uit ervaring dat je over je tuinhek kunt leunen tot je een ons weegt, maar als je met je buurman wilt communiceren heb je minstens een megafoon nodig, als er al iemand thuis is tenminste. Dat waren problemen waar we niet echt op gerekend hadden. Maar daarom niet getreurd. We vonden al snel een dame in een dorp 7 km verderop, die franse les aan buitenlanders gaf. Agnés R., onze lerares, is een ex-onderwijzeres, en is op de hoogte van alles en iedereen in een straal van 30 km rondom Massilly. Haar wekelijkse lessen van anderhalf uur, met wat lezen, conversatie en grammatica waren voor ons zo ongeveer het enige contact dat we met de Franse taal hadden. Want het boodschappen doen bij de supermarkt of de bakker, of het krantje kopen bij de Tabac noodt niet echt uit tot diepgaande conversaties.
We stuitten min of meer per ongeluk op het fenomeen kranslegging. Er worden hier in Cormatin kransen gelegd bij de diverse monumenten op de laatste zondag in april (herdenking van de deportaties ’40-‘45), 8 mei (bevrijdingsdag 1945), 18 juni (herdenking van de oproep van de Gaulle vanuit Londen 1940), 14 juli (herdenking van de val van de Bastille 1789) en 11 november (wapenstilstandsdag 1918). Ik heb zo’n kranslegging al eens in detail elders in deze Blog beschreven. Waar het ons om ging was niet zo zeer de kranslegging zelf, maar de “vin d’honneur” die na afloop wordt geschonken. Alle deelnemers worden namelijk aan het eind van de kranslegging uitgenodigd een glaasje te drinken in één van de cafés in Cormatin, en op die manier leer je ook een aantal van je dorpsgenoten kennen, én blijf je op de hoogte van de laatste dorpsroddels. Daarenboven toon je door deel te nemen dat je er graag bij wilt horen. Maar ook bij dit soort gelegenheden gaat het maar om een héél kleine groep van almaar weer dezelfde mensen. Het zijn altijd een handjevol veteranen, de burgemeester en de loco-burgemeester, de gemeenteraad, de sappeurs-pompiers en een klein aantal geïnteresseerden die deel nemen.
De kranslegging is normaal gesproken “altijd” om 11 uur ’s ochtends. Toen we dus door hadden dat dat een goed middel was om in contact te komen met de plaatselijke bevolking, was het zaaks om gewoon op tijd bij het stadhuis te staan. Dat ging goed tot de kranslegging op de laatste zondag in april in 2007. Toen we langs het betreffende monument richting Cormatin reden, rond kwart voor elf, bleken er al bloemen te liggen bij het monument. Bovendien zaten een paar van de mensen die er altijd bij waren, op het terras van “La Terrasse” aan de borrel. We waren blijkbaar te laat voor de kranslegging…..
Dat zou ons niet weer gebeuren bij de volgende gelegenheid, op 8 mei dus.
Een paar dagen van te voren stapten we de mairie binnen, om te vragen hoe laat de kranslegging op 8 mei zou zijn. Een terroristische aanslag had geen grotere chaos kunnen veroorzaken dan onze simpele vraag. De gemeentesecretaresse wist het niet, het stond niet in de agenda, de andere medewerkster wist het ook niet, de locoburgemeester dacht dat het wel elf uur zou zijn, maar was daar ook niet zeker van….
Enfin, na veel gepalaver kwam de burgemeester uit zijn kantoortje om te zien waar de hele commotie om ging. Hij beende terug, keek in zijn agenda, en zag dat het daar ook niet in stond. Daarna werd er bedacht, dat de details waren gefaxt aan Le Journal de Saône-et-Loire; helaas was het origineel van het artikel weggegooid. Uiteindelijk, nadat er een aantal mensen was afgebeld, wisten we dat het festijn, zoals gebruikelijk, om 11 uur plaats zou vinden.
We verlieten de mairie in de wetenschap dat de burgemeester, omdat deze mensen zo “sympa” waren, ons voortaan schriftelijk zou uit nodigen. En sinds die tijd hebben we geen kranslegging meer gemist!
De website van La Tuilerie de Chazelle

zondag 12 juli 2009

Festival Violons en Cormatinois?

Het gitaarfestival in Cormatin is inmiddels afgelopen. Het laatste concert werd gegeven in het Romaanse kerkje van Chazelle door de jonge violist Nicolas Dautricourt, die een aantal stukken van Bach voor solo viool zou spelen. Als ik terugkijk op de serie van 5 concerten, zat er iets vreemds in de programmering. Niet alleen was er dit keer geen enkel concert in de kerk van Cormatin, maar ook was er op 3 van de 5 avonden geen gitaar te bekennen…. Een beetje vreemd voor een concertserie die “Festival Guitares en Cormatinois” heet!
Maar goed, wie daarop let is een kniesoor. We wandelden rond half negen van ons huis naar de kerk van het dorp, gewapend met twee kussentjes, de concerten in de kerk van Chapaize indachtig. Rond de kerk kwamen we de hele incrowd van Cormatin weer tegen: de burgemeester en zijn vrouw, Pascale P. en enkele andere gemeenteraadsleden, de juwelier van “Atelier Galadrielle” Patrick V. en zijn vrouw, de hovenier Rémy M. met vrouw en kroost die in Chazelle wonen, de halve ploeg die altijd helpt bij evenementen, de afgevaardigde van het Conseil Général van Saône-et-Loire, de razende reporter, of cultureel attaché van Le Journal de S&L zoals we haar noemen, zoals gewoonlijk met een wolk van haar favoriete parfum “Gauloise” om zich heen, kortom, iedereen van enige betekenis in of rond Cormatin was aanwezig. Daarnaast zagen we gelukkig ook een flink aantal gezichten die we níet kenden, of gezichten die we kenden van de andere concerten in de serie.
Maar het ging uiteraard om de muziek, niet alleen om de ambiance. Dautricourt bleek een uitstekend violist, die de muziek van Bach net dat beetje extra wist te geven om het een boeiend concert te laten zijn. Zowel voor als na de pauze speelde Dautricourt uitstekend. Zijn optredend werd beloond met een daverend applaus, en het publiek bleef net zo lang ritmisch doorklappen tot er nog 2 toegiften volgden.
Dit keer was de planning voor wat betreft de verkoop van drankjes wat beter dan tijdens het laatste concert dat we in deze serie zagen. Er was een heuse pauze, waarin Cd’s van Dautricourt werden gesleten, en waarin de buvette goede zaken deed. Vooral de “Crémant de Bourgogne” ging erin als Gods woord bij een ouderling. En de kussens? die hadden we dit keer niet nodig, omdat ten eerste de stoelen in de kerk van Chazelle beduidend comfortabeler waren dan die in Chapaize, en ten tweede omdat er vanwege te verwachten grotere belangstelling (vergeleken met een kerkdienst) nog een aantal plastic kuipstoelen bij was geplaatst.
De website van La Tuilerie de Chazelle

zaterdag 11 juli 2009

Concert in Chapaize

Zoals al eerder gemeld, is dit gebied rijk bedeeld met cultuurgoederen. Sommige historische gebouwen, zoals de kerk van Chapaize, zijn nog in gebruik als kerk, hoewel de belangstelling voor de R.K. kerk ook in frankrijk tanende is. Er staan relatief erg veel kerken leeg, en alle kerken zijn staatseigendom. Een gelukkige bijkomstigheid hiervan is, dat de gemeenten kerken ook kunnen gebruiken voor andere gelegenheden, zoals concerten. De kerk van Chapaize is hiervan een mooi voorbeeld. ’s Zondags eens in de zoveel tijd is er een kerkdienst hier, maar de hele zomer door wordt de kerk op een aantal (meestal zaterdag) avonden gebruikt als concertzaal. Onlangs was er een concert georganiseerd door Chapaize Culture, een, hoe kan het ook anders, vrijwilligersorganisatie.
Klik hier voor de website van Chapaize Culture
Ditmaal ging het om een concert met barokmuziek, uitgevoerd door een gezelschap uit Montceau-les-Mines, Les Symphonies du Roy o.l.v. Daniel Ribolet. Op het programma stonden werken van Charpentier, Lully, Telemann, Rameau, Corelli en Bach.
Het kleine orkest had een interessante bezetting. Er waren 6 rietblazers, 4 koperblazers , een slagwerker en een ceremoniemeester, allen uitgedost, op de ceremoniemeester na, als musketiers van de Franse kning. Alleen de ceremoniemeester, die de diverse composities aan elkaar praatte, was gekleed in een soort livrei en droeg een lange, witte pruik. Na elk stuk werd er zoals gebruikelijk geapplaudisseerd, waarna de musici opstonden, hun gevederde hoed opzetten, en met een zwierig bedoelde zwaai weer afnamen. Gelukkig was de kwaliteit van de muziek beter dan de kwaliteit van het “zwierig hoed afnemen en buigen”!
Zowel de 5 hobo’s, de fagot, één der trompettisten, de hoornblazer als de slagwerker speelden niet onverdienstelijk. Ik had sterk de indruk dat het hier om een amateur-orkest ging, onder leiding van de leraar hobo aan de muziekschool van Montceau. De meeste muzikanten waren jong (er was zelfs een meisje bij van niet ouder dan 12), op de kopersectie na.
De kopersectie was ook het zwakste punt van het orkest. In het stuk van Corelli, alleen voor koper, hadden 2 van de 4 blazers erg veel moeite het ritme, het tempo en de melodie van de andere twee te volgen. Maar door de beugel genomen was ook dit concert uitstekend te genieten.
In Chapaize worden regelmatig andere concerten gegeven, vaak door gezelschappen uit Leiden, Utrecht of andere plaatsen in Nederland. Vooral de madrigalen gezongen door een madrigaalkoor uit Utrecht kwamen in deze oude kerk door de prachtige akoestiek mooi tot hun recht. Naast Nederlandse orkesten treden er ook vaak ensembles uit Zwitserland en uiteraard uit Frankrijk op. Er zijn hier in de omgeving nogal wat Nederlanders en Zwitsers met een permanent of een tweede huis, wat de internationale programmering zou kunnen verklaren.
Het enige nadeel van deze kerk zijn de kerkbanken. Al na vijf minuten zitten openbaart zich bij mij acute rugpijn. Met behulp van een meegebracht kussentje behoort het “uitzitten” van een concert echter tot de mogelijkheden!

De website van La Tuilerie de Chazelle

woensdag 8 juli 2009

Tuileries in Bourgogne (1)

Zoals inmiddels duidelijk moge zijn, wonen we in een tuilerie, de Tuilerie de Chazelle. Chazelle is het gehucht waar wij onder vallen; Chazelle zelf valt onder de Commune van Cormatin. Toen wij hier kwamen wonen, dachten wij in onze onschuld, en zoals de woordenboeken ons wilden doen geloven, dat een tuilerie een dakpannenfabriek is.
In elk geval heeft in dit deel van Bourgogne de naam Tuilerie een wat ruimere betekenis. In onze Tuilerie zijn niet alléén dakpannen gebakken. Naast een paar pannen hebben we vloertegels, bakstenen (klinkers) en wigvormige bakstenen (waarschijnlijk voor gebruik in togen) gevonden met de naam van de fabrikant er in gegraveerd: “Marembaud Noël, Chazelles, Cormatin, S&L”.
De oprichter van dit fabriekje, Monsieur Noël Marembaud, werd geboren in 1855, en overleed in 1936. Van de vorige eigenares, de kleindochter van deze Noël Marembaud, hoorden we dat de fabriek tot 1924 in productie is geweest, daarna is men een klein boerenbedrijfje begonnen. Even aangenomen dat de man rond zijn 30ste begon met de fabriek, is het geheel een kleine 40 jaar in bedrijf geweest.
Tuilerieën liggen doorgaans in het stroomgebied van een rivier (vanwege de aanwezige rivierklei - in ons geval de Grosne), buiten een dorp (vanwege de rookontwikkeling) en aan de rand van een bos (vanwege de beschikbaarheid van hout). In de omgeving hier, dus aan de Grosne, de Guye en de Grison, maar ook aan de Saône, zijn nog veel tuilerieën te vinden, de één uiteraard in betere staat dan de andere. Een overzicht van de tuilerieën hier in de buurt, wat voor industriële archeologen ongetwijfeld interessant is, is te vinden op de volgende web pagina. Een aantal Tuilerieën in S&L (71)
Hoe werkte zo’n tuilerie? De klei werd uit een nabij gelegen groeve gehaald. De werklui hakten de klei uit met een houweel, en deze klei werd dan naar de mengplaats gekruid. Dat was meestal een grote ton, met een paar mengarmen die door een paard werden aangedreven. Als de klei, eventueel onder toevoeging van water, de juiste consistentie had bereikt, werden de stenen in een vormpers gevormd (zo’n vormpers vormde één steen per keer!), en daarna werden de stenen te drogen gezet in een zandbed binnen de droogschuur of séchoir. Zo’n séchoir was een open, lage schuur zonder wanden, zodat de wind er vrij spel had en de stenen op natuurlijke wijze gedroogd werden. Als de stenen droog genoeg waren om de oven in te gaan, en dit werd gecontroleerd op klank door de stenen tegen elkaar aan te tikken, werden ze naar de oven of four getransporteerd.
De four is een heel primitief “fornuis”; het is doorgaans een vierkante toren met een dak erop en grote gaten in de wanden net onder het dak. De wanden zijn doorgaans erg dik. Onze four is inwendig ca. 2.75 x 3.15 m en heeft wanden van 1.75 m dik. De totale hoogte bedraagt ongeveer 10 m, en de hoogte van begane grond tot onderkant rookgaten bedraagt ca. 5.5 m. Zo’n four heeft twee ingangen, de eerste op beganegrond niveau, ca. 70 cm breed en 1,75 m hoog; de tweede ligt daar recht tegenover op 1.75 boven maaiveld, en is ook ca. 1.75 m hoog. Eerst werd de eerste ingang gebruikt om de stenen te stapelen tot max. 1.75 m. Daarna kon men uiteraard niet meer verder stapelen via de eerste ingang, en gebruikte men de tweede om verder te stapelen tot 3.5 m. Als er nog meer gebakken moest worden, werd het laatste gedeelte via ladders van bovenaf vanuit de rookgaten gestapeld.
Voor wat betreft het stapelen, daar was nog iets bijzonders mee aan de hand. Het was niet voldoende om de stenen te stapelen met een beetje tussenruimte, zodat de hitte vrij spel had. Onze four heeft twee vuurgangen, die in ons geval deels dichtgemetseld zijn. Vroeger waren die uiteraard gewoon open. De vuurgangen waren tunnelvormige uitsparingen in de 1.75 m dikke wand. De eerste stenen werden op zo’n manier gestapeld, dat ze een tunnel vormden die in het verlengde lag van de vuurgang. Pas als er twee tunnels waren gevormd, werd er verder gestapeld. Als de oven vol was, bakstenen onderop, daar bovenop vloertegels, vervolgens dakpannen en als laatste brokken kalksteen, werden de ovens dichtgemetseld met een schrale specie, zodat de afdichting na het bakken weer makkelijk verwijderd kon worden. Zodra dit gebeurd was, werden de vuurtunnels, inclusief de tunnels bestaande uit ongebakken steen, gevuld met brandende takkenbossen. Als dit alles goed brandde, werd er verder gevoed met boomstammetjes, en eventueel met steenkool. Het hele bakproces duurde rond een maand, dat wil zeggen laden, opstarten van het bakken, bakken, afkoelen en lossen. De capaciteit van onze tuilerie was betrekkelijk klein.
Aangenomen dat er alleen bakstenen in werden gebakken was de productie ca. 16000 stenen per keer. ’s Winters kon er niet gebakken worden, dus veel meer dan 4 producties per jaar lijkt erg onwaarschijnlijk. Aan de andere kant, baksteen wordt in dit gebied voornamelijk gebruikt als decoratie rond raam en deuropeningen, dus de vraag naar dit soort producten zal niet erg groot geweest zijn.
Voorzover wij weten is er in Bourgogne, maar dan wel in het département Nièvre, nog één ambachtelijke tuilerie die al een kleine 250 jaar onafgebroken heeft gewerkt. En hoewel de oven die ze daar gebruiken een min of meer continue cyclus heeft (er zijn 4 ovens, waarvan er een wordt geladen en voorverwarmd, in de tweede wordt gebakken, de derde staat af te koelen, en de vierde wordt gelost. De oorspronkelijke four, die werkte zoals hierboven beschreven, staat er nog steeds, maar is buiten bedrijf. Voor wie geïnteresseerd is, het gaat om La Tuilerie de la Chapelle de Sarre in Corbigny. De mensen die er werken zijn uiterst vriendelijk, en gaven ons graag een uitstekende rondleiding.
klik hier voor het vervolg.

De website van La Tuilerie de Chazelle

zaterdag 4 juli 2009

Gezondheidszorg en taalperikelen

Eind juli vorig jaar werd ik opgenomen in een Frans ziekenhuis.
De reden daarvoor was een beetje vaag en gecompliceerd; het kwam er in het kort op neer, dat ik na een heftige allergische reactie op een insectenbeet op de intensive care in Mâcon terecht kwam. Daar vonden ze mijn hartslag veel te traag (en dat had dus niets meer met de insectenbeet van doen), zodat ik overgebracht werd naar de intensive care in Chalon-sur-Saône. De chirurg voor dit soort akkefietjes in Mâcon was namelijk op vakantie. Enfin, een week later was ik weer thuis, én in het bezit van een pacemaker. Na de eerste controle leek alles in orde, en ik ging min of meer onbezorgd de winter in.
In januari begon zich een rood plekje te openbaren, en in februari zat ik weer bij de huisarts, dit keer met een pacemaker die gewoon zichtbaar was door een gat in de huid. Een half uur na de visite aan de huisarts lag ik wéér op de intensive care in Chalon. De verpleegsters herkenden me zelfs nog, waarschijnlijk als die Nederlander met die gekke, onuitspreekbare naam, die het Frans onweerstaanbaar kon verhaspelen. Dit keer duurde mijn verblijf echter geen kleine week, maar een volle drie weken.
En drie weken is een lange tijd; zelfs het mooie uitzicht op de kathedraal van Chalon doet daar niets aan af!
De gezondheidszorg in Frankrijk is uitstekend geregeld. Je wandelt naar de dokter, hij leest je Carte Vital (verzekeringsbewijs) in, je betaalt € 22, en korte tijd later staan de € 22 weer op je bankrekening. In de apotheek : hetzelfde recept, maar daar betaal je niets. Zij vereffenen het bedrag rechtstreeks met de verzekering. In het ziekenhuis geldt hetzelfde verhaal. Ook daar heb ik nooit een rekening van gezien.Als ik de gruwelverhalen over Nederlandse ziekenhuizen moet geloven (gelukkig weet ik niets uit eigen ervaring), met ondervoede patiënten, patiënten die door ziekenhuisgangen dolen op zoek naar hun kamer, enz., is het in Frankrijk beduidend beter geregeld. Een overmaat aan staf, waarvan ieder lid weet wat je mankeert, en je goed in de gaten houdt, zorgt ervoor dat je je heel veilig en goed verzorgd voelt. Grappig is ook hoe doktoren zich erg “Frans” gedragen met betrekking tot maaltijden. In mijn geval moest eerst de oude pacemaker verwijderd worden, daarna moest ik 2 weken aan de antibiotica, en tenslotte zou ik een nieuwe pacemaker krijgen. ’s Ochtends, vóór de eerste operatie, kwam de chirurg even langs om te zeggen dat ik rond lunchtijd geholpen zou worden. Echter, lunchtijd kwam en ging, maar geen spoor van een mogelijke afvoer naar de OK. Ik moest overigens wel nuchter blijven vanaf middernacht de vorige dag!
Uiteindelijk kwam rond 18h00 de chirurg langs om te vertellen dat ze nogal wat spoedgevallen hadden gehad, maar dat hij rond 19h00 zou opereren. Uiteindelijk werd ik rond 20h00 naar de OK afgevoerd, en om 21h30 was ik weer op zaal. Op de hartafdeling in Chalon lig je met maximaal 2 man per zaal. Ik had het geluk dat ik de meeste tijd alleen lag. Enfin, rond 22h00 kwam de dokter nog even langs, en zijn eerste vraag was, of ik geen honger had. Ik lustte inmiddels wel wat, en hij regelde via een verpleegster nog een kom soep, een kop koffie en wat stokbrood met (Franse) kaas voor me. De tweede operatie vond ’s ochtends rond 9h00 plaats, en de chirurg moest daarna gewoon verder met opereren. Toen ik terug op de zaal kwam, en ik aan de zuster om wat te eten vroeg, kreeg ik te horen dat ik tot twee uur na de operatie niets mocht eten! De verplegende staf was duidelijk Roomser dan de chirurg. Ondanks een beperkte kennis van het Frans - en zelfs na 4 jaar verblijf, 4 jaar Franse les van een Française, en 4 jaar uitsluitend TV1, TV2 en TV3 zou ik niet durven suggereren dat ik vloeiend Frans spreek - liep de communicatie tussen de verpleegsters en mijzelf redelijk goed, en niet in de laatste plaats vanwege het geduld van de laatsten.
Maar er gaat toch wel eens wat de mist in. Meteen na de operatie mocht ik niet zelf uit bed naar het toilet, maar moest ik om een “stoel” vragen. Dat was voornamelijk omdat ik met allerlei slangen en tubes aan een infuus lag. Ik was er inmiddels wel achter gekomen hoe een kleine boodschap heette. Dat was “Faire pipi”, hoewel ik dat erg kinderachtig vond klinken. Maar hoe heette de grote boodschap? Een woordenboek moest uitsluitsel geven.
Mijn Wolters’ Sterwoordenboek gaf “(kindert) faire caca” en “(pop) chier”. Waarom zou je kindertaal gebruiken als je ook populaire taal kon gebruiken? Ik vertelde de verpleegster dan ook dat ik gaarne even zou willen “chier”. Terwijl mijn kamergenoot het bijna in zijn broek deed van het lachen, maakte de verpleegster het mij héél duidelijk dat dat woord niet gebruikt mocht worden op zaal; ik kon me voortaan maar beter met kindertaal behelpen.
Toen ik een dag later mijn van Dale woordenboek op mijn nachtkastje had liggen, zag ik dat “chier” daar als vulgair werd afgeschilderd…..
Inmiddels had mijn trouwe assistente Sue voor een van het Internet geplukte woordenlijst Engels - Frans met ziekenhuisuitdrukkingen gezorgd, een soort “Wat en hoe” dus, met uitdrukkingen als “zeurende pijn”, “stekende pijn”, etc.
Ik droeg in bed een soort groen hemd, dat met een drukknoop op de rug sloot, en ik wilde een schoon. In mijn woordenlijst vond ik het woord “casaque” voor operatiehemd. Aangezien ik een schoon hemd wilde vroeg ik de verpleegster om een “casaque propre”. Er waren op dat moment twee verpleegsters op zaal. Eén lag volledig in een deuk, en de andere vroeg hoe laat de race was en welk rugnummer ik wilde. Alweer, via van Dale vond ik uit, dat om een jockeyjasje had gevraagd.
De moraal van dit verhaal:
Geloof niet alles wat van Internet af komt, en als je een buitenlands ziekenhuis in draait, neem dan een betrouwbaar woordenboek mee!
De website van La Tuilerie de Chazelle