donderdag 24 september 2009

Het einde van een tijdperk

In mijn vorige Blog was ik heel lyrisch over de “ouderwetse” veemarkt in Saint-Christophe. Ongelukkigerwijs was ik niet op de hoogte van de laatste ontwikkelingen daar. In een blaadje dat we twee-maandelijks ontvangen van de Kamer van Koophandel in S&L vond ik een artikel over de veemarkt in Saint-Christophe. Daarin werd heel trots vermeld, dat de markt sinds juni dit jaar gemoderniseerd is, en dat er naast de traditionele markt nu ook een “marché au cadran”, dat is een veiling met een klok plaats vindt. En omdat we al weer een tijdje niet in de Brionnais waren geweest, togen we er afgelopen woensdag heen, om met eigen ogen te aanschouwen wat daar gaande is.
Bij aankomst werd al snel duidelijk, dat de markt danig was veranderd. De traditionele markt bestaat nog wel steeds, maar is beduidend kleiner geworden. Naast de overdekte markthallen is nu een rond gebouw neergezet, waarin amfitheatersgewijs banken staan opgesteld rondom een soort arena. Elke keer als er één of meerdere koeien de arena binnen komen, laat de stalmeester de koe of koeien een rondje maken door de arena, terwijl op het scherm o.a. het gewicht, de vaccinaties, en de geboden prijs wordt getoond. De boeren die op de banken zitten kunnen vanaf hun plaats elektronisch een bod uitbrengen. Het kopen gaat bij opbod, en zodra het hoogste bod is gevallen, wordt de koe de arena uitgeleid. De prijzen zijn weliswaar in Euro’s, maar ook de prijs in Francs staat nog steeds vermeld op het bord.
Het is nodeloos te zeggen dat de steriele omgeving en de efficiëntie van het geheel voor zowel koeien als boeren voordelen heeft, maar voor de toerist is het geheel veel minder aansprekend dan de ouderwetse markt, waar je laverend tussen hopen koemest door rond kunt kijken. Voor wie geïnteresseerd zijn in de oude markt, is het devies “wacht niet te lang”. Het ziet er naar uit dat binnen afzienbare tijd de oude markt volledig verdwijnt, zoals al gebeurd is met de andere grote veemarkt in Bourgogne, in Moulins-Engilbert (Nièvre). De pijn werd voor ons gelukkig nog een beetje verzacht door een overheerlijke lunch in La Tour d’Auvergne. Voor € 13.30 hadden we steak frites, een kaas plateau en een mousse au chocolat. Ooit wel eens in een restaurant gegeten, waar, omdat één van de twee stukken steak een beetje aan de kleine kant was (voor ons niet waarneembaar!), er nog een derde, overigens wél iets kleinere steak werd geserveerd? Dat overkwam ons gisteren!

De website van La Tuilerie de Chazelle

zondag 20 september 2009

Veemarkt

Als ik uit het raam kijk, zie ik een aantal mooie witte Charollais koeien (vlees-, geen melkkoeien, met een AOC) in de wei lopen. Dat is hier minder uitzonderlijk dan het lijkt; hoewel we niet in de Charollais wonen (het gebied rondom Charolles, hier zo’n 60 km vandaan) vind je dit soort koeien door heel Saône-et-Loire heen. Er zijn in Saône-et-Loire twee veemarkten waar deze dieren worden verhandeld.
De belangrijkste, grootste en oudste wordt elke woensdagmiddag gehouden in Saint-Christophe-en-Brionnais, een gehucht nog een flink stuk voorbij Charolles. De markt is waarschijnlijk al in de Xde eeuw begonnen; in 1488 verklaarde Karel VIII de markt “eeuwig” en sinds die tijd wordt er dus regelmatig markt gehouden. We arriveerden rond een uur of half een, en de straten van het dorpje leken uitgestorven. Het enige wat er te zien was, waren een paar kraampjes langs de kant van de hoofdstraat, waar laarzen werden verkocht. We gingen dus in arren moede, het was tenslotte lunchtijd, maar een restaurant binnen om een hapje te gaan eten. En ook hier hetzelfde beeld. Een piepklein eetzaaltje met een enkele lege tafel. Beleefdheidshalve vroegen we of we plaats mochten nemen, en meteen werden we door een struise boerendeerne naar de achterkant van het restaurant gedirigeerd. Hier werd alles snel duidelijk. Het eigenlijke restaurant bleek op woensdag een grote loods te zijn, met lange tafels en banken. Het leek of de hele boerenbevolking van S&L aan die tafels zat; het was een herrie van jewelste, en de onderhandelingen over de veeprijzen waren duidelijk al begonnen. Er werd met veel moeite een plaatsje voor ons gevonden, en we mochten aanschuiven aan één van de tafels. Het restaurant was verbazend efficiënt. Veel personeel, toch nog een ruime keuze aan lunch menu’s, en binnen een half uur had een ieder zijn lunch achter de kiezen en werd er plaats gemaakt voor de volgende groep eters. Rond een uur of één stroomde de hele zaal leeg, op een handvol toeristen na. Blijkbaar begon de markt rond die tijd. De markt vindt plaats in een gigantische overdekte hal, waar niet met handje klap, maar met blocnotes wordt gehandeld. De verkoper schrijft een prijs op, de koper komt met een nieuwe prijs, enz. De prijzen gaan nog steeds in Francs, hoewel dat naar alle waarschijnlijkheid wel “nieuwe” Francs zijn. De boeren hier zijn, net als in Nederland goed herkenbaar. Ze verschillen wel beduidend van de Hollandse boer. Hier voornamelijk schriele mannen, allemaal in een blauwe of donkerblauwe stofjas met kaplaarzen aan; wel hebben de boeren hier ook allemaal een wandelstok om de koeien op te jagen. Maar de boeren zoals ik ze me uit mijn jeugd herinner, dik, sigaar in het hoofd, horlogeketting over de buik, die zie je hier niet. De hele sfeer, het geloei, het geschreeuw van kopers en verkopers, de lucht van de veemarkt, dat alles bracht me heel ver terug naar mijn jeugd, toen er in Delft waar ik toen woonde, wekelijks een veemarkt werd gehouden….. Af en toe gaan we er nog wel eens heen, om de sfeer te proeven, maar ook voor de lunch. En die is uitstekend, want een boer uit de Brionnais kun je niet afschepen met een zielig stukje vlees. We hebben beide restaurants in Saint-Christophe geprobeerd, maar we gaan elke keer toch terug naar La Tour d’Auvergne, de tent waar we ooit voor het eerst aten.
Klik hier voor het vervolg.

De website van La Tuilerie de Chazelle

dinsdag 15 september 2009

Cluny 2010 - Ouvrez les Portes!

Sue, mijn betere helft, heeft een interessante Blog geschreven over Cluny, naar aanleiding van de openingsfestiviteiten ter gelegenheid van het 1100-jarig bestaan van de abdij van Cluny. Helaas is die in het Engels, zodat ik me genoodzaakt voel in elk geval de meest interessante stukken te vertalen. Daar gaat-ie dan!
Cluny heeft een grote naam met betrekking tot het Christendom sinds de middeleeuwen. De Benedictijner abdij, gesticht door Willem van Aquitaine in 910 had, zeker in het begin van haar bestaan, enorme invloed op het religieuze, politieke en artistieke leven in de westerse wereld. In de twaalfde eeuw verbleven er 460 monniken in de abdij, en ca. 2500 kloosters door heel Europa stonden onder directe controle van Cluny. De abten van Cluny hadden op zeker moment meer reële macht dan de Paus van Rome.
De eerste kerk die werd gebouwd op de plaats van de toekomstige abdij was een Carolingische kerk; de tweede was een vroeg-Romaanse kerk. Cluny III, zoals de kerk doorgaans genoemd wordt, gebouwd tussen 1085 en 1130, was een enorme Romaanse basiliek. De kerk heette officieel de Sint Peter en Paul basiliek. De kerk was 177 m lang, 32 m hoog en had een schip en vier zijbeuken, twee dwarsbeuken, zeven torens waarvan er vijf klokkentorens waren, en 301 ramen. De kerk moet in zijn tijd model hebben gestaan voor vele andere Romaanse kerken en was een triomf van de Romaanse bouwkunst. Op het gebied rondom de kerk bevonden zich vier kruisgangen, en de gebouwen benodigd voor de huisvesting en het onderhoud van de monniken, de abten en hun gasten. De kerk was de grootste kerk van de Christelijke wereld tot de Sint Pieter in Rome werd herbouwd (1626), die Cluny met een paar meter sloeg; de Sint Pieter is 184 m lang. Paus Urbanus II noemde Cluny “het licht der wereld”, hetgeen de invloed van Cluny duidelijk schetst. Maar hoogmoed komt voor den val.
De belangrijkste critici van Cluny, zoals Bernard van Clairvaux, vonden dat de extravagante rijkdom van de Cluniacenzer orde geen goed voorbeeld was voor de eenvoudige gelovigen. Bernard van Clairvaux predikte een eenvoudiger leefstijl, en de Cisterciënzer orde, aan wiens wieg hij stond, straalde eenvoud en “werken in het zweet uws aanschijns” uit. Ondanks zware kritiek begon de invoed van Cluny pas merkbaar te tanen in de 14de eeuw. De Franse godsdienstoorlogen waren er de oorzaak van dat de Cluniacenzer orde definitief haar grote invloed verloor. Tijdens en na de Franse revolutie, tussen 1793 en 1823 werd de abdij letterlijk stukje bij beetje verkocht. De stenen waaruit de kerk was opgetrokken, werden verkocht en in veel gebouwen in en rond Cluny zijn delen van de basiliek verwerkt.
Enkele van de gebouwen die nog staan zijn een graanschuur en een provisie- en wijnkelder, een stal voor de paarden, een aantal torens, een deel van de muren en het paleis van Paus Gelasius. Van de kerk is nog slechts een deel van een dwarsbeuk intact. Het nog bestaande deel (zie het model - bovenste foto) is een gedeelte van de dwarsbeuk (rechts) met de kleine toren met het blauwe dak en de iets grotere toren er direct naast. Eén van de kruisgangen staat ook nog overeind en maakt deel uit van de HARAS (nationale paardenfokkerij) en van de ENSAM (één van de Franse Grandes Ecoles). In het abdijmeseum wordt overigens een bijzonder goede 3D film vertoond (gemaakt door de ENSAM), die laat zien hoe de kerk er ooit heeft uitgezien.
Volgend jaar is het dus 1100 jaar geleden dat de abdij van Cluny werd gesticht. Om dat te vieren, worden er door heel Europa lezingen, reizen en onderzoeken georganiseerd op plaatsen die op de een of andere manier in verband stonden met de Cluniasenzer orde. De festiviteiten begonnen op 13 september met het feest “Ouvrez les portes!”. Een kaart van Europa werd, met Cluny als middelpunt, verdeeld in 12 secoren. Elke sector kreeg een kleur, en de gehuchten, dorpen en steden binnen die sector werden uitgenodigd om op 13 september gekleed in de kleur van de sector (in ons geval was dat wit) op te komen draven, gewapend met voedsel voor een picknick. Ons voedselthema was “wit”, hartig en zoet, en na een picknick met de sectorgenoten zou er rondom de stadspoorten van Cluny een menselijke keten gevormd worden, waarbij een helikopter luchtfoto’s van het geheel zou maken.
We waren zo wijs geweest om op de fiets naar Cluny te gaan; de (uiteraard) witte wijn vloeide rijkelijk, en we waren na afloop van het geheel weer redelijk op de hoogte van de dorpsroddels van Cormatin. Het weer was geweldig; de dag erna was het winderig en koud, maar op de dertiende was het zonnig, windstil en het geheel speelde zich af onder een stralend blauwe lucht. Vanuit Cluny werden er herauten uitgestuurd naar “alle” delen van de wereld, met de uitnodiging om op de 13de september van 2010 in Cluny deel te nemen aan de afsluiting van de festiviteiten. Voor degenen die geïnteresseerd zijn : houdt een oog op deze Blog, want 13 september 2010 zijn we weer present, en zullen we bij leven en welzijn weer verslag doen van de gebeurtenissen op die dag.
Klik hier voor een fotoreportage van “Ouvrez les Portes!

De website van La Tuilerie de Chazelle

maandag 14 september 2009

Kikkerbillen

Als kind hoorde ik ooit, dat er mensen waren die kikkerbillen aten. Natuurlijk ontving ik dit schokkende bericht met een mengeling van afschuw en ongeloof. Want wie eet er nu in ’s hemelsnaam billen, en dan ook nog van een kikker? Als ik toen had geweten, dat biefstuk een mooi woord was voor koeienbil, had ik er vast niet zo van genoten, de enkele keer dat mijn ouders dat op tafel konden brengen. Toen ik in Singapore woonde, werd ik af en toe meegenomen door een Chinese collega, die het leuk vond om westerlingen de stuipen op het lijf te jagen met gerechten als 100-jarige eieren, bloedkubusjes, slangen- en schildpadsoep, leguaan en kikkerbillen (die in het Engels echter kikkerbenen of -poten heten). En hoewel ik van sommige van deze gerechten geen hoge hoed op had en heb, waren de kikkerbillen eigenlijk wel erg lekker, alleen een hoop werk om te eten. Een tijd terug wilden we een restaurant in Cluny uitproberen, Le Rochefort. De reden was simpel: tussen de middag stond de hele parkeerplaats vol met auto’s uit de buurt, en was er geen tafel onbezet. Dat is altijd een goed teken voor wat betreft de kwaliteit van het eten. De specialiteit van het restaurant was grenouilles, dus kikkerbillen. Dom genoeg bestelden we wat anders; deels omdat het menu aan de prijzige kant was, en deels omdat ik in een ander restaurant kort daarvoor ook al escargots (slakken) en kikkerbillen had gegeten. Beiden zwommen toen in een bord dat erg groen was van de peterselie, wat sterk de indruk gaf van een vijvertje bedekt met kroos, waarin wat kikkers rond dobberden (de kikkerbillen zitten nog aan elkaar, en zijn als zodanig nog goed te herkennen). Al etende in Le Rochefort zagen we borden met kikkerbillen langs komen, die er veel smakelijker uitzagen dan wat we voorheen hadden gegeten. We besloten een paar dagen terug het opnieuw te proberen. En dat was een bijzonder goede keus. De prijzen zijn die van vandaag (2009); een portie kikkerbillen kostte € 21.00; een menu met een terrine van foie de volaille (kippenlever), een portie kikkerbillen en een dessert kostte € 25.00. De keuze was dus niet moeilijk. Het hoofdgerecht was echter dusdanig groot en bewerkelijk, dat ik na een uur botjes kluiven eigenlijk wel genoeg had. Gelukkig had ik het voorgerecht met Sue gedeeld, die alleen een salade had besteld, en zij ontfermde zich ook over het toetje. De kikkerbillen waren gebakken (of gefrituurd), en gekruid met peterselie (dat is de locale specialiteit hier). Gisteren, tijdens een picknick ter gelegenheid van de opening van de festiviteiten voor Cluny 2010, toen we met een aantal plaatsgenoten uit Cormatin aan lange tafels in de straten van Cluny zaten te eten, kwam (uiteraard) het onderwerp Bourgondische specialiteiten ter tafel. Na uitgebreid aangehoord te hebben hoe je slakken kon vinden én klaar maken, viel ook het woord kikkerbillen. De consensus was, dat de beste kikkerbillen in de streek bij Le Rochefort werden bereid. Waarvan acte!

De website van La Tuilerie de Chazelle

woensdag 9 september 2009

De postbode

Ik dacht altijd op de lagere school geleerd te hebben dat onder Napoleon in Nederland straatnamen en huisnummers waren ingevoerd. Achteraf kan het ook best zijn dat ik uit het feit dat onder Napoleon de burgerlijke stand in Nederland is ingevoerd, ik ten onrechte heb geconcludeerd dat dat hertzelfde zou zijn als het bevolkingsregister. Mijn verwijt dat de Fransen er zelf geen fatsoenlijk bevolkingsregister, met namen én adressen op nahouden, maar het wel in Nederland zouden hebben ingevoerd, snijdt dus niet veel hout.
Toen wij in Cormatin kwamen wonen had het dorp nog geen straatnamen, laat staan huisnummers. Iedereen in Cormatin die niet in een huis met een “naam” woont, zoals bv. “La Filaterie” heeft als adres “Bourg, 71460 Cormatin” (bourg = dorp, stadje).
Weliswaar is Cormatin inmiddels opgestoten in de vaart der volkeren, en heeft het nu straatnamen, maar er zijn nog steeds geen huisnummers, en of je aan je vrienden door geeft dat je tegenwoordig in de Rue de la Sablière woont in plaats van in de Bourg, wordt aan jezelf overgelaten. In het Internet telefoonboek vind je dan ook bijna iedereen op het adres Bourg; als je op de optie “plattegrond” klikt, woont iedere inwoner ook op dezelfde plaats: een arbitrair sterretje in het midden van de hoofdstraat.
In gehuchten als Chazelle is het hetzelfde; daar ontbreken ook nog de straatnamen, en woont iedereen in “Chazelle, 71460 Cormatin”, behalve de enkeling die in een huis met een naam zoals “la Tuilerie de Chazelle” woont.
Ook de postcode helpt niet echt; 71460 bestrijkt een gebied met een straal van ca. 15 km dat 34 communes bevat. En bij elke commune horen wel weer een paar gehuchten.
Dat heeft behoorlijke consequenties voor bijvoorbeeld de posterijen. De dame die hier als een razende Roeland van gehucht naar gehucht scheurt (wij schatten dat ze hier in de buurt zo’n 20 à 30 gehuchten en dorpen van post voorziet) moet dus iedereen van naam kennen! Het is daarom dan ook verplicht om je naam op de brievenbus te hebben staan. En het is ook de reden, dat als onze Madame de la Poste op vakantie wil, ze een week lang een bijrijder bij zich heeft, die alle namen en adressen moet kennen voordat hij of zij het van haar over kan nemen.
Als je dit weet, is het dan niet verwonderlijk dat er eigenlijk (voor zover wij weten tenminste) zelden of nooit post verloren gaat? Alleen (voor de Fransen) “gekke” namen, werden in het begin nog wel eens door elkaar gehaald. Er woont een “Cornelis van X” in een aangrenzend dorp. Mijn officiële post is geadresseerd aan Cornelis van Halderen” en de postbode las blijkbaar niet verder dan “Cornelis van”, zodat ik de post ontving voor de meneer in Ameugny. Die werd gewoon de volgende dag weer aan de postbode mee gegeven, maar of dat niet vaker is gebeurd weten we natuurlijk niet…..

De website van La Tuilerie de Chazelle

zaterdag 5 september 2009

Speurtocht (vervolg)

Klik hier voor deel 1 van dit verhaal.

Sinds we hier wonen, zijn we hogelijk geïnteresseerd geraakt in het reilen en zeilen van onze oude steenfabriek. Het bezoeken van andere tuilerieën is een van de mogelijkheden om meer te weten te komen. Eén van onze (regelmatige) gîte gasten, de al eerder genoemde fotograaf, kwam met zijn partner terug van een fietstochtje, en ze meldden heel triomfantelijk dat zij een nieuwe tuilerie ontdekt hadden. Vrij spoedig daarna klommen we zelf op de fiets, vonden de tuilerie in Saint-Forgeuil, en maakten een praatje met de eigenaar.
De man bleek een Belg te zijn, en kende nog een paar andere tuilerieën in de buurt waarvan we van het bestaan niet op de hoogte waren. Wij wisten toen, in 2008, van het bestaan van zeven tuilerieën (incl. de onze en de zijne), en hij kende er nog drie. Eén van die drie, die volgens hem “heel makkelijk" te vinden was, aan de weg tussen Joncy en Chevagny-sur-Guye”, konden we met geen mogelijkheid vinden; de andere twee overigens wel. Na een aantal malen over die weg heen en weer gereden te zijn, gingen we er maar vanuit dat de man zich vergist had.
Wie schetst onze verbazing, dat toen we in een vergaderingetje zaten over een randonnée die op La Tuilerie zou stoppen voor een vin d’amitié, de Tuilerie tussen Joncy en Chevagny-sur-Guye ter sprake kwam. De gids van de randonnée woonde daar in de buurt, en kende de tuilerie wel. Een IGN stafkaart bood uiteindelijk uitkomst (we hadden natuurlijk zelf ook wel eerder op dat idee kunnen komen!), en opnieuw reden we de weg tussen Joncy en Chevagny-sur-Guye af, ditmaal gewapend met de kaart. Het toeval wilde, dat het woord “Tuilerie” ten oosten van de weg stond gedrukt. We hadden al snel een gebouw gevonden dat op de plek lag waar “Tuilerie” bij stond, maar we weten zo langzamerhand wel hoe een tuilerie er uit ziet, of hij nu vervallen is of niet. Het gebouw waar we voor stonden was een gewoon woonhuis, en er was geen spoor te zien van een droogschuur (séchoir) of oven (four). We hadden al weer bijna, en nu definitief, opgegeven, toen we naar de auto liepen, die aan de andere kant van de weg geparkeerd stond en tussen de takken van een aantal hoge bomen heen een stuk van een dak zagen schemeren. We stonden aan de rand van een overgroeid veldje geparkeerd, waar we uiteindelijk, na door brandnetels richting dak te zijn gewaad, in een bosje de zeer vervallen resten van een oude tuilerie vonden. We waren eindelijk compleet, dachten we toen. Maar dezelfde gîte gasten die ons wezen op de tuilerie van Saint-Forgeuil hadden een boek gekocht over de Voies Vertes in Bourgogne, waarin een nog werkende tuilerie werd beschreven. Die lag weliswaar in Corbigny (in Nièvre, een aangrenzend departement), maar als het woord tuilerie valt, gaat geen zee ons te hoog. Dat bleek een echte vondst te zijn, en na ons bezoek met rondleiding daar waren we weer een heel stuk wijzer geworden (opnieuw met dank aan Paul en Jany). Toen hadden we, dachten we, echt het plaatje rond.
Tot ik vanochtend een beetje aan het rond surfen was op toeristische websites over de omgeving, en op de site van het dorpje Chapaize een advertentie tegen kwam van een gîte, gevestigd in Lancharre, een gehucht hier vlakbij. We zijn inmiddels ook daar langs geweest, werden zeer gastvrij ontvangen door de eigenaars, en wachten nu op een tegenbezoek. Nu hebben we eindelijk onze verzameling weer compleet, totdat ….. er weer een andere tuilerie boven water komt.
De bijgewerkte fotopagina met tuilerieën in Bourgogne

De website van La Tuilerie de Chazelle

woensdag 2 september 2009

“De lucht is guur, en ’t is vier uur”

Soms kom je in een museum, op een tentoonstelling of gewoon op straat een kunstwerk tegen waarvan je niet weet wat het voorstelt, maar wat je wel erg mooi vindt. Vaak zijn dit abstracte werken, maar soms ook figuratieve. En als je dan naar de naam van het werk zoekt, heldert dat vaak niets op, integendeel zelfs.
Een mooi voorbeeld hiervan vind ik de plastiek van Wessel Couzijn aan het Weena in Rotterdam. Het staat voor het Unilevergebouw, en ik vind het een mooi werk. Maar als je de titel kent, “Belichaamde eenheid”, wordt het werk dan opeens duidelijker? Ik vind van niet. Mijn partner, die jarenlang voor Unilever heeft gewerkt, noemt het “De schroothoop”. Dat is een duidelijker titel, hoewel het er voor mij geen minder mooi kunstwerk van wordt.
Ik kwam iets dergelijks tegen bij Monique Dégluaire, een ceramiste in het gehucht Bessuge hier in de buurt. De vrouw maakt héél mooie dingen, en op een dag gingen we er eens kijken. Klik hier om mee te kijken! Eén van haar werken stond niet in het atelier, maar in de tuin.
Ik moet eigenlijk zeggen zat, want het stelde een zittende vrouw voor, met een bal op haar hoofd. De vrouw had een wat ik voor het gemak maar even een Cleopatra kapsel noem (zie Asterix en Cleopatra). Ik vroeg belangstellend naar de naam van deze Egyptische schoonheid, en ze bleek “La consolation des tempêtes” te heten, of voor te moeten stellen. Ik ben me ervan bewust dat de rest van dit verhaal een nogal hoog Droogstoppel gehalte heeft, maar mijn weinige haren gaan altijd steil overeind staan bij dit soort zaken. Het betekent letterlijk “De troost, vertroosting of trooster(es) van de stormen”. Degenen die troost behoeven na of tijdens een storm zijn de slachtoffers van een storm, en niet de storm zelf. Ik spreek uit ervaring, want tijdens de zware storm die in februari dit jaar over Frankrijk raasde, sneuvelden twee van onze bomen, en brak de bovengrondse elektriciteitskabel af. En zo’n dame moet dan de storm gaan troosten, omdat die blijkbaar verdrietig is dat hij niet meer schade heeft aan kunnen richten!
Of de storm zelf brengt vertroosting, iets wat bij mij als rechtgeaarde Nederlander ook nogal onwaarschijnlijk overkomt. Ik kan me nog goed de nacht van de ramp in 1953 herinneren, toen we met ons hele gezin op zaten, luisterend naar de radio, als de dood dat de dijk bij Krimpen het zou begeven. En dat alles tijdens het “vertroostende” loeien van de zuidwesterstorm die over Nederland raasde.
Het voorgaande doet overigens niets af aan de schoonheid van het werk. Ondanks de titel is het gewoon mooi, en de moraal van dit verhaal is een uitnodiging tot struisvogelpolitiek voor gevorderden. Als je een mooi kunstwerk ziet, waarvan je niet onmiddellijk begrijpt wat het voorstelt of hoe het heet, vraag er dan in geen geval naar!

De website van La Tuilerie de Chazelle